Een vraag die richting pluk elk jaar regelmatig voorbij komt, is wanneer je nu je eigen appels of peren het beste kunt plukken? Het antwoord is nog niet zo heel simpel dus vandaar even tekst en uitleg op deze site.
Een algemeen pluktijdstipadvies in een rassenlijst of andere omschrijving werkt niet. Daarvoor zijn de verschillen tussen de jaren te groot. Vaak is een rasbeschrijving al wat ouder en door de klimaatsverandering gaan we steeds vroeger plukken. Je kunt wel letten op het verschil in pluktijdstip ten opzichte van eerdere jaren. Als een zomerras 10 dagen eerder rijp is dan vorig jaar dan zullen de latere rassen ook wel rond de 10 dagen vroeger komen.
Je hebt vroege en late rassen met elk zijn eigen optimale pluktijdstip. Als je appels lang wilt bewaren, pluk je hetzelfde ras wat vroeger. Zomerrassen en appels die je direct op wilt eten, pluk je wat rijper als ze het lekkerst zijn. Dan heeft de vrucht het meeste aroma en meest suiker en zijn ze het lekkerst. Zelf vind ik het proeven van een appel nog een hele gemakkelijke manier van het pluktijdstip beoordelen. Zeker als je wat smaakgevoel hebt, en de vruchten nog wat wrang en echt keihard zijn moet je je wachten. Ongeduld helpt dan niet.
Vaak wordt het bruin worden van de pitten genoemd als moment van plukken. Het klopt dat de witte pitten van de onrijpe vruchten nog wit zijn, en van lieverlee bruin worden. Het zegt wel wat maar onvoldoende om daar nu het pluktijdstip op te bepalen. Het vallen van de vruchten zegt ook wat maar weken voor het optimale pluktijdstip kunnen er al vruchten vallen. Maar als alle vruchten op de grond liggen, weet je wel dat je te laat bent.
Professionele telers doen in de weken voor de verwachte pluk vaak een reeks van waarnemingen naar pluktijdstipindicatoren. Een belangrijke is de zetmeeltoets om het zetmeelbeeld te bepalen. Een rijpende vrucht zet zetmeel om in suiker en dat begint bij het klokhuis. Als je een jodiumoplossing op een doorgesneden vrucht spuit, kleurt het zetmeel door de jodium donker en suiker blijft wit. Er ontstaat dus een beeld wat je kunt vertalen in een stadium van zetmeelontkleuring. Het meest optimale stadium om te plukken wisselt per ras. Er zijn voor diverse rassen verschillen zogenaamde zetmeelkaarten waar het optimale pluktijdstip voor korte of langere bewaring aangegeven wordt. Je kunt het verschil tussen suiker en zetmeel ook proeven dus bij een smaaktest moet je wel bij zoet/zure rassen het suiker volop proeven.
Daarnaast meten telers met een hardheids- of penetrometer de hardheid en met een refractrometer het suikergehalte in Brix van de vrucht. Op het oog of met een kleurenkaart bepalen ze of een ras met gebloste appels al voldoende rode kleur heeft en naar de groen/gele ondergrondkleur. Of kijken gewoon op het oog naar de rode blos die echt "blij" moet zijn en niet vaagrood. Want als de appel wel rijp is maar nog te weinig rode blos heeft dan blijft die toch nog wel even hangen. Vaak worden gebloste rassen in meerdere plukronden geplukt waarin elke keer alleen de mooi rode appels geplukt worden. De laatste pluk wordt dan maar kort of niet bewaard.